Mijn allereerste vakbeurs (de Londen Bookfair) bezocht ik zo’n slordige tien jaar geleden. Ik kan me nog goed herinneren hoe ik van afspraak naar afspraak rende, mijn moordende schema in de vuist geklemd, terrified dat ik ergens te laat zou komen of een stand niet kon vinden. Het was liefde op het eerste gezicht; de boeken(!), de trends, de buzz, het enthousiasme en de passie van alle internationale collega boekenvakkers.
Ik ging standaard naar huis met een koffer vol folders en een stapel boeken, want als novice beursbezoeker had ik nog niet geleerd het kaf van het koren te scheiden. Ik zei ‘ja’ tegen werkelijk alles, want ik dacht, naïeveling die ik was, dat ik alles wel even zou kunnen lezen dat ik aangeboden kreeg.
Toen ik voor de eerste keer naar de Frankfurt Buchmesse mocht (in datzelfde jaar) werd mijn uithoudingsvermogen helemaal op de proef gesteld. De Messe, een heel dorp op zich, duizelde me, ik rende van Hal 3, naar Hal 4, naar Hal 6 naar Hal 8 en weer terug (voordat ik begreep dat er ook een shuttlebus reed en dat je je schema het liefst aanpast op taalgebied).
De damestoiletten kenden alleen maar minstens tien wachtenden voor je, de controle bij het Agent Center was ‘serious’ en overal om je heen zag je belangrijke hotemetoten met hun telefoon in de weer en voorlopige contracten in de hand belangrijk ‘zakendoen’. Pre-empt offers van duizenden euro’s waren aan de orde van de dag, embargo’s op nieuwe titels mocht je absoluut niet breken en je kon zomaar een grote bestsellerauteur tegen het lijf lopen.
Er was overdag nul tijd om te eten maar aan het einde van de dag vlogen de etentjes (en zelfs legendarische feesten) je om de oren waarna je pas rond middernacht in je hotelkamer ter aarde stortte. Het waren kortom, de meest exciting (en tevens de meest vermoeiende) dagen van het jaar.